Bekijk hier de veelgestelde vragen over oppervlaktewater en droogte!
Sturen op het gewenste waterpeil
Het klinkt zo eenvoudig: ‘niet te droog en niet te nat’. Maar zorgen voor het juiste waterpeil in de sloten is van verschillende factoren afhankelijk. Bij een woonwijk worden andere eisen gesteld dan bijvoorbeeld bij een natuurgebied of landbouwgrond. Ook kunnen belangen soms met elkaar botsen. Daarnaast spelen andere factoren, zoals de aanwezigheid van drainage en de grondsoort ook nog een belangrijke rol in het bepalen van de streefpeilen.
Als er veel neerslag valt, mag het water niet te hoog staan en als het lange tijd droog is, mag het peil niet te laag staan. Hoe hoog of laag het waterpeil in de sloten mag zijn, is vastgelegd in peilbesluiten. Per gebied wordt in een peilbesluit vastgelegd op welk waterpeil gestuurd wordt. Het vaststellen van de peilbesluiten gebeurt via de Planvorming Wateropgave (PWO).
Continu meten
De streefpeilen die in de peilbesluiten zijn vastgesteld, leven we zo goed mogelijk na. Het water in de sloten houden we op het juiste peil met stuwen, sluizen, duikers en gemalen. Daarmee kunnen we water afvoeren, vasthouden of soms op sommige plaatsen ook inlaten.
Vrijwel alle gemalen en steeds meer stuwen kunnen we op afstand bedienen. Het gemaal of de stuw is dan uitgerust met een computer, die automatisch de waterstanden meet en de stuwhoogte aanpast of de pompen van het gemaal aan- of uitzet. Onze medewerkers houden een oogje in het zeil om te controleren of alles goed gaat en of er geen storingen zijn.
Video met ondertiteling
Zomer- en winterpeil
Omdat we te maken hebben met natte en droge perioden, hanteren we een zogenoemd zomer- en winterpeil. Wanneer in de zomer minder neerslag valt en gewassen juist meer ‘dorst’ hebben, sturen we op hogere waterpeilen. Hiermee proberen we een tekort aan water te voorkomen. In het najaar en de winter, wanneer er meer neerslag valt, sturen we juist op een lager waterpeil zodat de sloten meer water kunnen bergen. Op die manier proberen we wateroverlast te voorkomen.
De locatie, hoogte en grondsoort bepalen of het oppervlaktewater uiteindelijk zoet, zout of brak (mengsel van zoet en zout) is. Deze variatie kenmerkt ons complexe Zeeuwse
waterbeheer.
Regelgeving
Om zo goed mogelijk te kunnen sturen op gewenste waterpeilen, richten we ons watersysteem in volgens wettelijke richtlijnen. Zoals bijvoorbeeld Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR), goed peilbeheer onder dagelijkse omstandigheden. En Waterbeheer 21e eeuw (WB21), goede waterafvoer en voldoende waterberging onder extreme situaties.