Oppervlaktewater moet in goede ecologische conditie zijn

Via de Europese Kaderrichtlijn Water zijn alle waterbeheerders in Europa verplicht te zorgen voor schoon en gezond oppervlaktewater. Dat betekent dat er een diversiteit aan planten en dieren in de binnenwateren aanwezig moet zijn waardoor de waterkwaliteit verbetert. Voor vissen zijn de Zeeuwse binnenwateren en natuurgebieden een opgroei- en leefgebied. Op hun beurt zijn vissen een belangrijke voedselbron voor vogels.

Waterkunstwerken blokkeren de weg van trekvis

Veel vissen trekken van nature om te paaien (zich voort te planten). Deze trek wordt steeds moelijker door zogenoemde waterkunstwerken als stuwen en gemalen die we gebruiken om de waterstand in onze polders te regelen. De kunstwerken houden voor ons het water buiten. Aan de andere kant blokkeren de kunstwerken de weg naar het binnenwater voor vis. Om de vispopulatie in de polders toch op peil te houden zijn maatregelen als vispassages noodzakelijk.

Infographic

Een infographic over vispassages in Zeeland.

Overtollig polderwater als lokstroom voor vis

Vispassages leggen we altijd naast of dicht in de buurt van een gemaal aan. Via het gemaal voeren we namelijk overtollig polderwater af naar het buitenwater. Dit zijn grote hoeveelheden zoet of brak water dat als lokstroom dient voor vis. Zo weet de vis de weg te vinden naar de polder.

Seizoensgeboden

Aalgoten en vispassages worden niet het hele jaar gebruikt. Vissoorten kennen vaak een vaste periode waarin zij migreren. De aal trekt bijvoorbeeld tussen maart en juli naar het binnenwater en vanaf augustus tot januari naar zee. De snoek zoekt in maart tot en met juni de paaigronden en in februari tot april dienen de driedoornige stekelbaarzen zich aan om het binnenwater in te trekken.

Een aalgoot die uitkomt op het water.

Een aalgoot als eerste stap

Een hele bekende trekvis is de paling. Vanuit de Sargassozee in de Atlantische Oceaan laten de jonge larven zich met de golfstroom meevoeren naar Europa en Afrika. Onderweg veranderen de larven in glasaal. Ze zijn dan doorzichtig en ongeveer 10 centimeter lang. Om te volgroeien trekt glasaal naar brak of zoet water en klopt dan aan bij de Zeeuwse polders.

Specifiek voor de intrek van glasaal werden aalgoten aangelegd. Matten of borstels over de glooiing (buitenkant) van een dijk waarop de glasaal naar boven kan klimmen. Over de mat stroomt zoeter water. Opnieuw lokt het zoetere water de glasaal naar de mat toe. Eenmaal boven aangekomen, wordt de glasaal opgevangen in een korf. Medewerkers van het waterschap legen regelmatig de korven, tellen de glasaal en zetten de glasaal binnendijks uit. Na ongeveer tien jaar is de jonge paling volwassen en verlaat de vis als schieraal de Zeeuwse polders. Vanuit Zeeland zwemt de schieraal ongeveer 5.000 kilometer om de paaigronden in de Sargassozee te bereiken.

Tegenwoordig leggen we bijna geen aalgoten meer aan. De voorkeur gaat nu uit naar vispassages, die zijn voor meerdere vissoorten geschikt en kunnen zowel voor de intrek en de uittrek gebruikt worden.

Tweerichtingsverkeer en meerdere vissoorten bij vispassages

Vispassages bestaan in verschillende soorten en maten. Voor iedere locatie wordt apart bekeken wat de beste optie is. Soms wordt gekozen voor een soort vistrap, terwijl een andere keer een vissluis uitkomst moet bieden. De vispassage leggen we aan voor zoet/zout soorten vis. Dit zijn de glasaal, paling, brakwatergrondel, bot, driedoornige stekelbaars en spiering. 

Onze vispassages monitoren we nauwkeurig. Alle genoemde vissen zijn bij deze vispassages al eens gepasseerd. Het monitoren doen we met hulp van lokale beroepsvissers.